Foto: met dank aan Jan van der Elst.
Foto: met dank aan Jan van der Elst. Foto: pr

Monografie over Huis te Boekhorst: de geschiedenis van een Hollands pronkjuweel

historie n De redactie ontving onlangs een mail van Noordwijkerhouters Jan van der Elst en zijn vrouw Maud Mommers, die onlangs een monografie publiceerden.

Van der Elst: "De suggestie om het te schrijven werd gedaan door oud burgemeester Gerrit Goedhart, de laatste burgemeester van Noordwijkerhout. Goedhart verwees naar het kasteel en betreurde dat het er niet meer was. 'Wat had ik anders een mooie werkkamer gehad', grapte hij. Hij vroeg zich af waarom we geen boek over die burcht uit de Middeleeuwen zouden schrijven.

Niet alleen archieven hebben wij benut als bronnen, maar ook kasteeltekeningen en stokoude landkaarten. Alle onze bekende tekeningen van het vervlogen bastion hebben we in onze monografie opgenomen. Aan Anna van Vliet en Andries van Bronkhorst hebben we een heel hoofdstuk gewijd. Zij waren de laatste daadwerkelijke bewoners van het kasteel. De landerijen rondom het gebouw brachten zij tot ongekende bloei. Het absolute hoogtepunt was de plaatsing van een nieuwe toegangspoort in 1603. Op de ingelegde wapensteen, die zich nu boven de schouw van een woning te Noordwijkerhout bevindt, staan de namen van Anna en Andries. Zij werden begraven in de Witte Kerk, waar hun zerk nog altijd valt te bezichtigen."


Het begin van De Boekhorst

Jan Immerzeel (NoVaTo) deed ook nog onderzoek en vertelt het volgende:

"Huis te Boekhorst is beter bekend onder de naam Kasteel de Boekhorst. Het kasteel heeft aan een laan gelegen die uitkomt op de Langevelderweg in Noordwijkerhout. Nu is het bollenland. De toegangslaan ligt er nog steeds. Toch is er nog steeds belangstelling.

Er is het afgelopen half jaar bodemonderzoek gedaan in de hoop dat er nog resten van de fundatie zijn. Daarnaast verscheen de monografie “Kasteel de Boekhorst”, de geschiedenis van een Hollands pronkjuweel' van zijn Maud Mommers en Jan van der Elst. Zij vertellen de geschiedenis van het kasteel. Ons verhaal gaat over het begin van de Boekhorst.

Wat we in ieder geval weten is dat er niets beschreven staat waarom voor de locatie, waar het kasteel lag, gekozen is. We kunnen wel ons vermoeden uitspreken voor de keuze van deze plek.

Het kasteel wordt gebouwd op de oude duinen in een gebied waar onder andere eiken en soms beuken groeien. De naam Boekhorst is een verwijzing naar beuken (Boek) en horst, een benaming van een met kreupel- en hakhout begroeid, hoger gelegen stuk land.


Jacoba van Beieren

De huidige duinen, de ‘jonge duinen’ waren minder geschikt voor bewoning en landbouw. Tussen 1000 en 1500 worden de duingebieden ingericht als jachtgebied voor de adel. Zij krijgen ook grote delen van de duinen in hun bezit. Het gebied wordt de ‘Graeflijckheijts Wildernisse’ genoemd. Het gebied wordt beheerd door het ‘College van Houtvester en Meesterknapen van Holland en West-Friesland’. De ‘houtvester’ woonde in slot Teylingen. De bekendste houtvester was Jacoba van Beieren.

In een charter van 4 augustus 889 schenkt koning Arnulf aan graaf Gerolf enige goederen. Een aantal geschiedschrijvers nemen aan dat hier de voorloper van het Huis te Boekhorst wordt beschreven.

In deze omgeving heeft een versterking gestaan, want in deze tijd liep de voornaamste weg van Kennemerland naar het zuiden, via de duinstreek. Ook de Noormannen en Friezen gebruikten deze weg op hun rooftochten. In deze versterking kan de weg in de gaten of onder controle gehouden worden.

In 1252 krijgt Boudino de Nordike, (Boudewijn van Noordwijk) van zijn oom Floris, Graaf van Holland en ons bekend onder de naam Floris V, een stuk land vergunt dat bekend wordt als de Vrije of Lage Boekhorst. In 1269 treedt hij in het huwelijk Aleisis, een nicht van Floris V. Het kasteel wordt in 1275 gebouwd.

De geschiedenis van de bewoners is begonnen met Boudewijn van Noordwijk, die later de achternaam van Boekhorst aanneemt. Voor verdere informatie over de Boekhorst verwijs ik naar NoVaTo of de monografie Kasteel de Boekhorst."

Foto: met dank aan Jan van der Elst.