Afbeelding

De Jan Zwanenbrug in WO2

Algemeen

Velen zullen niet of nauwelijks weten, waar in Noordwijk de Jan Zwanenbrug ligt, maar deze brug vervult nog steeds een belangrijke functie in het verkeer tussen Noordwijk Binnen en Rijnsburg. Vóór 1967 ging het hier om een smalle hoge brug over de Maandagse of Katwijkse Watering, die stroomt tussen de Noordwijkerhoek en het Industriegebied 't Heen om uiteindelijk uit te monden in het brede Oegstgeesterkanaal bij Rijnsburg.

Voor het verkeer was er maar één rijstrook aanwezig, zodat men tijdig moest kijken of er geen tegenliggers aankwamen. Vóór 1960 reed hier ook nog de "blauwe tram" overheen en daarvoor moest men zeker uitkijken. In 1967 werd deze brug aanzienlijk verbreed en verlaagd, zodat men nu nog nauwelijks in de gaten heeft, dat men over een brug rijdt. Deze verbetering kwam bij de ontwikkeling van het industriegebied Klei-Oost beslist heel goed van pas. In de Tweede Wereldoorlog was dit punt voor de Duitsers van groot strategisch belang en werd in vaktermen aangeduid als Widerstandsnest 244. Naarmate het einde van de oorlog naderde achtten de Duitsers de kans steeds reëler, dat men hier te maken zou kunnen krijgen met een geallieerde aanval. Daarom moest deze verbinding naar het achterland verbroken worden. Dit gebeurde op 10 oktober 1944, toen de Duitsers de Jan Zwanenbrug opbliezen. De sloop werd voortgezet door een deel van de Rijnsburgse bevolking, die tussen het Oegstgeester Kanaal en de Jan Zwanenbrug alle bielzen opgroeven en ze thuis in hun kachels opstookten. Vanaf de Jan Zwanenbrug tot Noordwijk aan Zee was de trambaan en de bovenleiding nog geheel in tact, maar het tramverkeer tussen Noordwijk en Leiden viel toch geruime tijd stil. Na de oorlog werd vanaf 14 augustus 1945 een uurdienst per bus onderhouden naar Katwijk Binnen in aansluiting op de tram van en naar Leiden. Dit was lang niet voldoende en daarom gingen ook vele Noordwijkers maar naar Katwijk lopen. Op 22 oktober 1945 ging de tram weer rijden tot aan de Jan Zwanenbrug. Daar vandaan kon men verder met de bus. Een tijdelijk houten voetbrug, die hier voor de passagiers was geplaatst, was op 27 januari 1946 in elkaar gezakt. Daarna zorgde een platte schuit voor het overzetten van de passagiers. Toch was dit ook niet ideaal, want de tram kon ruim tweemaal zoveel passagiers vervoeren als de bus aan de overkant. Om tijdig een plaatsje in de bus te kunnen bemachtigen duwden de mensen soms elkaar het water in. Verder liepen sommige passagiers gebroken ribben of benen op. Ook was er grote onenigheid over de prijs, die voor een retour 80 cent bedroeg. Dat was voor die tijd een behoorlijk bedrag, zeker omdat men zich rond de Jan Zwanenburg zo moest behelpen. Het bleek, dat een deel van dit bedrag bestemd was voor het herstel van de brug. Later werd dit bedrag teruggebracht tot 65 cent per retour. Dat het herstel van de brug zo lang op zich liet wachten was te wijten aan een hooglopend conflict tussen vervoersbedrijf NZH, de gemeente Noordwijk en het Hoogheemraadschap van Rijnland. Uiteindelijk werd in de loop van 1946 de brug hersteld en kon de tram vanaf 12 mei 1946 zijn weg naar Leiden ongestoord afleggen.

Afbeelding

Uit de krant