Afbeelding

Rokjesdag voor carrièrevrouwen

Algemeen Duinenpraat

Lente. Vogels keren terug uit het verre zuiden. Reeën maken zich klaar voor de bronst en de komst van kalfjes. Na de sneeuwklokjes bloeit nu ook het speenkruid. Grutto's trekken over, op weg naar hun broedgebieden. De wintervakantie in het 'warme' zuiden zit er voor de spreeuwen en koperwieken op en ze trekken naar het noorden.

Bij mij begint de lente bijna letterlijk te kriebelen als er beweging komt in de mierennesten. Eerst kleine clubjes rode bosmieren die dicht op elkaar op een zonnig plekje zitten. Dode boomstammen waarvan de bast is afgevallen zijn favoriet. De dames, want het zijn alleen maar dames, warmen zich in de zon op en kruipen dan het nest in om hun warmte daar te verspreiden. Dat de dames vooral zwarte achterlijven hebben helpt natuurlijk bij het opwarmen.

Zo komt er steeds meer leven in het nest. Eenmaal op temperatuur kan begonnen worden aan de uitbouw van de nest koepel. In enkele weken verschijnt - waar in de winter een kuil was - een heuvel. Met dennennaalden en plantenresten wordt met vrouw en macht gewerkt aan een koepel waarin honderdduizenden mieren wonen en werken. Een mierennest kent drie soorten (of eigenlijk noem je dat kasten) mieren; koninginnen, mannen en werksters. Koninginnen houden zich bezig met het leggen van eieren. Mannen leven kort en sterven na de paring. Werksters daarentegen hebben een veel interessanter leven. Sterker nog, zij zijn echte carrièrevrouwen. Als ze net uit het ei zijn gekomen, hebben zij tot taak de koningin, de eitjes en de poppen te verzorgen. Na enige tijd treden zij toe tot de schoonmaakploeg en even later tot de bouwgroep. Nu komen ze ook op en vlak rond het nest. Vervolgens gaan zij zich bezighouden met het melken van bladluizen. Ze lopen steeds naar een vast takje, soms enkele tientallen meters weg, om de luizen te ontdoen van hun 'kleine boodschap'; ook wel honingdauw of luizenmelk genoemd. De mieren beschermen de luizen, indien nodig, zelfs tegen vijanden zoals het lieveheersbeestje. Onderweg kunnen ze verkenners tegenkomen. Deze wijzen met een speciaal chemisch goedje de melkende mieren op prooien. Even zijn ze de bladluizen en hun zoete last vergeten en volgen het spoor van de verkenners (soms honderden meters) naar prooidieren. Eenmaal goed bekend met de wijde omtrek gaan de werkster haar laatste fase in; ze wordt zelf verkenner. Tenminste, als ze voor die tijd niet zijn opgegeten door een groene specht, gesneuveld in een oorlog met een ander mierennest of domweg verhongerd omdat ze hun nest niet meer op tijd terug vonden.

Maar in de lente is er nog geen plaats voor dit soort melancholieke gedachten. Dan is het rokjesdag bij de rode mieren. Zitten ze lekker op hun bastterrasjes in de zon en ik? Ik krijg de lentekriebels.

Uit de krant